T38 – Eens de snelste ter wereld!

T38 1954

De eerste Zweedse motortorpedoboten werden juist na de eerste wereldoorlog door Italië geleverd. Ze kregen de naam MTB 1 en MTB 2. Nog twee motortorpedoboten, de MTB 3 en MTB 4, werden aan de marine toegevoegd in 1925. Deze schepen waren in Engeland gebouwd door de firma Thornycraft.

De Italiaanse boten verdwenen al vrij snel, terwijl de Engelse boten MTB 3 en MTB 4 dienst deden tot in 1933. Het zwakke punt van de motortorpedoboten in het algemeen was de slechte zeewaardigheid en dat de actieradius vrij beperkt was. Bovendien waren ze duur in onderhoud en de benzinemotoren waren niet zo bedrijfszeker. De motortorpedoboten hadden daardoor een slechte reputatie en de nieuwbouw van deze schepen werd niet voortgezet.

De ontwikkeling, de motortechniek in het bijzonder, ging snel vooruit en aan het eind van de 30-er jaren begonnen de marines van de grootmachten zich weer te interesseren voor motortorpedoboten. De schepen werden groter. Ze hadden daardoor een iets lagere snelheid maar een betere zeewaardigheid. In het jaar 1938 gaf de Zweedse regering toestemming om vier motortorpedoboten in Engeland aan te schaffen. Slechts twee van deze, de T 3 en de T 4, konden na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog naar Zweden worden getransporteerd. Van Italië werden in 1940 vier stuks kleinere motortorpedoboten gekocht.

Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was het belangrijk om de Zweedse motortorpedobootgroep snel en effectief te versterken. Het was uitgesloten om boten in het buitenland aan te schaffen en daardoor was het uitsluitend mogelijk de boten zelf in Zweden te bouwen. De bouw werd toevertrouwd aan Kockums Mekaniska Verkstads AB in Malmö in samenwerking met de Zweedse marineleiding.

In totaal werden 15 stuks boten besteld. De T15 – T18 en de iets grotere T21 – T31. Het door de Zweedse marineleiding gevoerde ontwikkelingsbeleid leidde na de Tweede Wereldoorlog tot een nieuw type motortorpedoboot. De nieuwe serie motortorpedoboten verschilde van z’n voorganger in diverse opzichten. Het schip werd langer en het aantal motoren werd vergroot van 2 naar 3. In de herfst van 1950 begon men met proefvaarten van de eerste boot in de T32 serie. Tijdens de proefvaart bleek, dat de boot ongewenst veel slingerde en men loste dat op door de voorzijde te verlengen.

De T38 werd door Kockums Mekaniska Verkstad in het voorjaar van 1951 te water gelaten. In de zomer van 1952 werd de T38 toegevoegd aan de 4e motortorpedo-bootdivisie van de kustvloot met basis op Gålö. De laatste keer dat de T38 hier dienst deed was in 1956. Met midzomer van dat jaar kwam de T38 naar Karlskrona voor buitendienststelling, waarbij de bemanning werd overgeplaatst naar de T42.

De taak van de motortorpedoboten was zowel offensief als defensief. Tot de offensieve taak behoorde o.a. torpedoaanvallen op oorlogsbodems dicht onder de kust, het aanvallen van vijandige koopvaardijschepen, het indringen in havens en bases van de vijand, alsmede verschillende soorten verrassingsaanvallen.

Tot de defensieve taken behoorde o.a. het leggen van zeemijnen, patrouilles en bewaking, escortering en verkenning. Als regel werden aanvallen ’s nachts uitgevoerd en het was uiterst belangrijk om dit onopgemerkt te kunnen doen. Schietafstanden waren heel kort en gingen tot maximaal 2000 – 3000 meter.

De T38 lag 22 jaar lang buiten dienst in Karlskrona om in 1978 overgedragen te worden als museumobject aan Malmö museum. In 1995 werd ze overgedragen aan het Marine museum in Karlskrona en door vrijwilligers helemaal gerestaureerd tot ze weer in de originele staat was.

Lees meer over de restauratie van de T38 in het artikel van Jan Hagberg ”De Motortorpedoboot T38 – terug als actief museumschip”.